Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland deel 5

De nieuwe visserijwet en meer aandacht voor de snoek stand. In 1954 besluiten zowel de Eerste als Tweede Kamer dat het omstreden Pachtbesluit Visrecht 1941, waardoor het o.a. verboden was viswater te verpachten aan sportvissers, niet zal worden verlengd en daarvoor in de plaats komt de gewijzigde visserijwet. Op 1 februari 1955 wordt de Kamer voor de Binnenvisserij geïnstalleerd door minister Sicco Mansholt en wordt ook deze gewijzigde visserij wet van kracht. Zowel de AHB als het CNHV zijn lid van dit orgaan. In De Nederlandsche Hengelsport van maart 1955 kan men lezen dat er een mijlpaal is bereikt en het recht van de sport op het pachten van viswater in de wet is vastgelegd.

Tekst en foto’s Jan Eggers.

100 jaar snoeken deel 1 leest u Hier!

100 jaar snoeken deel 2 leest u Hier!

100 jaar snoeken deel 3 leest u Hier!

100 jaar snoeken deel 4 leest u Hier!

Deze snoek was 137,6 cm en zou eigenlijk de Ned. Recordsnoek moeten zijn want dat staat op 137,5 cm, gevangen door Ton Curver in de Noorderplassen.
Deze snoek was 137,6 cm en zou eigenlijk de Ned. Recordsnoek moeten zijn want dat staat op 137,5 cm, gevangen door Ton Curver in de Noorderplassen.

Ook worden alle artikelen nog apart genoemd maar ik zal ze jullie besparen want het is taaie kost en jullie lezen liever over grote snoeken. Diezelfde AHB viert in 1956 zijn 50jarig jubileum en heeft dan rond de 80.000 leden. Opmerkelijk in deze periode is dat veel hengelsportverenigingen grote hoeveelheden pootvis uitzetten waaronder vooral karper en snoekjes. DE OVB kweekte in deze periode niet alleen de kleine snoekjes van ca. 3 cm maar ook wat grotere tot 10 cm. Als men ze tot 10 cm liet groeien had men wel het probleem van kannibalisme maar de levensvatbaarheid van de uitgezette 10 cm snoekjes was beduidend hoger.

De kleine snoekjes kostten 2 cent per stuk, de grotere exemplaren 7 cent. Ondanks het uitzetten van deze poot snoekje ging het slecht met de snoekstand en de watervervuiling rekende men als de grootste boosdoener met het teveel oogsten van snoek op de tweede plaats. In de hengelsportbladen kwamen advertenties met slogans als: “Zet uw vis weer terug in ‘t water, U behoudt uw sport voor later!”

 IN de herfst van 1956 begon Jan Schreiner met Willem Persoon een heel mooie hengelsport speciaal zaak in Amsterdam.
In de herfst van 1956 begon Jan Schreiner met Willem Persoon een heel mooie hengelsport speciaal zaak in Amsterdam.

Ook begonnen steeds meer schrijvers van artikelen over snoekvissen zich af te vragen of er niet paal en perk gesteld moest worden aan het ongelimiteerd meenemen van snoek. Een ander idee dat veel discussie opleverde was het verhogen van de minimummaat naar 50 cm, en dan vooral van de kant van de beroepsvissers. Wat wel opvalt is dat de medewerkers van noem het de commerciële bladen, met Jan Schreiner voorop, meer promotie maakten voor catch & release dan de redactie van het AHB bondsblad. Voor de doorsnee visser was het meenemen van gevangen vis immers een veel belangrijker punt dan voor de meer modernere sportvisser. Dit veranderingsproces zou nog vele jaren duren en ik kom er in de volgende bijdragen zeker en vast op terug.

27 juli 1949 Ook toen kwamen er dikke meters uit ons gebied.
27 juli 1949 Ook toen kwamen er dikke meters uit ons gebied.
Kanjers uit de bladen.

Ik zei in het begin al dat ik keuzes moet maken wat betreft de ruimschoots beschikbare informatie over het snoeken in de tweede helft van de vorige eeuw. Nu we gelezen hebben dat de eerste belangrijke stappen naar een bewuster en meer verantwoord snoekvissen gezet zijn, lijkt het me verstandig om in sneltreinvaart door de volgende jaren te gaan en slechts hier en daar bij een echte kanjersnoek te stoppen. Helaas zijn de meeste kanjersnoeken die op de foto staan morsdood. Men praat dan wel al meer over snoek levend terug zetten maar zo’n kanjer terug zetten is zonde. Waarom? Er zit veel visvlees aan en snoek smaakt immers goed. Zo’n kanjersnoek vreet veel te veel andere vissen en is een bedreiging voor de visstand. Met zo’n opgezette metersnoek kun je laten zien wat voor een goede snoekvisser je bent.

Alles klopte bij de broers Zegsteroo.
Alles klopte bij de broers Zegsteroo.

Gelukkig denken we nu over deze zaken heel anders en hoef je bij de visbladen niet meer aan te komen met dode metersnoeken, dit historische artikel uitgezonderd…. Ik heb de grens bij 25 pond en 120 cm getrokken en ben net als de lezers nieuwsgierig wat voor snoekgrootmoeders dat gaat opleveren. Frans Grapperhaus uit Heemstede opent deze galerie met een kanjer van 14 kilo, 115 cm lang en een buikomvang van 64 cm uit het Noord-Hollands Kanaal.

Nog zwaarder was de snoek die Jan van Groningen in 1956 uit de Wijde Blik haalde: 15,6 kilo. Volgens de getuigen was de lengte 137,6 cm, dat zou ook nu nog een Nederlands record zijn, en gezien de prima foto is dat mogelijk. Amsterdammer F. Boot ving op 17-11-57 een snoek van 127 cm en 13,350 kg op de Vinkeveense plassen. Sluiswachter Oostveen uit Monnickendam haalde kort daarna met een snoek van 15 kg de visbladen.

Sluiswachter Oostveen was een tevreden man.
Sluiswachter Oostveen was een tevreden man.
Beroepsvisser Andries Visser met de 41 ponder uit Lemmer.
Beroepsvisser Andries Visser met de 41 ponder uit Lemmer.

Begin 1958 vingen beroepsvissers Steven en Andries Visser in een nylon netje in het IJsselmeer bij Lemmer een snoek van 41 pond met een lengte van 125 cm. Ook op de foto een van de meest imposante Nederlandse snoeken die ik ooit zag. In oktober van hetzelfde jaar vingen wederom twee broers een grote snoek. Het waren de broers Zegsteroo uit Amsterdam die in de poldersloten rondom Broek op Langedijk een Esox van 13,2 kilo en 118 cm vingen aan een klein baars lepeltje en 0,22 mm nylon op de molen.Eind december 1958 ving de al eerder genoemde F. Boot wederom een grote snoek rondom Vinkeveen: 14 kg en 115 cm.

De Hr Boot ving diverse metersnoeken rondom Vinkeveen.
De Hr Boot ving diverse metersnoeken rondom Vinkeveen.

Gezien het feit dat ik teveel grote snoeken moet noteren, verhoog ik bij met ingang van 1959 de “minimummaat” van snoek voor dit artikel naar 15 kilo en 125 cm.

Even snel een berichtje tussendoor: Ik zie in De Sportvisser van juni 1960 voor het eerst een artikel over het vissen met een dode aasvis aan een takeltje met 2 dreggen zoals we nu ook nog regelmatig gebruiken. Met als tip: het is een prima aas, vooral op zwaar bevist water…

Ik ben inmiddels in jaargangen 1963 aan het snuffelen en kwam al 6 snoeken tussen de 25 en 30 pond tegen maar nog geen kanjer boven de 15 kilo, die waren toen blijkbaar schaars. Dat snuffelen in de eerste 10 jaargangen van dit naar mijn mening beste hengelsportblad van Nederland werkt niet alleen zeer verslavend maar kost ook zeeën van tijd. Er staan zoveel uitstekende en vooral op de praktijk gerichte artikelen over kunstaas vissen van Jan Schreiner in die ieder beginnende kunstaas visser ook nu nog zou moeten lezen. Je ziet steeds meer bekende soorten kunstaas, molens en nylon op de markt komen en er ontstaan steeds meer hengelsportgroothandels waarvan een heel groot deel inmiddels ook weer is verdwenen.

Ik verzamelde toen al gegevens over grote snoeken en had toen zelf nog nooit een metersnoek gevangen. OP de foto links toont hij de grote plug.
Ik verzamelde toen al gegevens over grote snoeken en had toen zelf nog nooit een metersnoek gevangen. OP de foto links toont hij de grote plug.
De kanjerkoning uit Weesp was zijn tijd vooruit.

Maart 1962 was voor deze schrijver een bijzonder maand op snoekvisgebied. Want nu ik de foto en advertentie van de ABU 505 molen weer zie, weet ik dat enkele maanden later deze toen zeer revolutionaire molen met half gesloten kap gekocht heb. Ik heb er geen spijt van, ik heb hem nog steeds en vis er ook na 51 jaar nog steeds mee.

Toen gebruikte ik hem voor alle manieren van vissen, nu alleen nog voor het spinnen met kunstaas. Ik denk dat ik het destijds voor mij vrij hoge bedrag van Fl. 55,- niet beter had kunnen investeren. Niet omdat men nu meer dan 50 – 60 euro voor zo’n oude 505 betaalt. Nee, het visplezier dat ik er mee had en nog steeds heb, is gewoonweg onbetaalbaar, ik hoop dat het nog lang zo blijft.

Met deze plug werd Wim Bouwman Kanjerkoning. Ik moet er ook maar eens mee gaan trollen.
Met deze plug werd Wim Bouwman Kanjerkoning. Ik moet er ook maar eens mee gaan trollen.

Zo midden in de 60er jaren worden visreizen naar Ierland, eerst voor zalm en forel, en dan voor grote snoek, al populairder. Over onze eigen snoekwateren is men door watervervuiling, verrijking met meststoffen, toenemende visdruk en het nog steeds het meenemen van grote en kleine snoeken, minder positief te spreken. Veel snoekvissers die graag een snoekje voor de pot mee naar huis namen waren niet echt blij met de verhoging van de minimum maat voor snoek naar 50 cm.

Trouwens de beroepsvissers waren helemaal des duivels over deze verhoging en dat gold eveneens voor het verlengen van de wettelijk gesloten tijd voor snoek van 1 juni naar 1 juli. De destijds verantwoordelijke minister, zijne excellentie B. Biesheuvel, hoopte echter met deze maatregelen de snoekstand te verbeteren en de sportvissers onder de snoekvissers waren blij met deze maatregelen.

Zouden ze een bekeuring krijgen wegens dierenmishandeling, het in de oogkassen vasthouden van snoek. Van mij had het gemogen.
Zouden ze een bekeuring krijgen wegens dierenmishandeling, het in de oogkassen vasthouden van snoek. Van mij had het gemogen.

Een snoekvisser die totaal geen last had van de verhoging van de minimum maat, was de “snoekentemmer van Nederhorst den Berg”, de Hr. Willem Bouman uit Weesp. Hij stond fier aan kop in de eerste KRO Kanjer-Koning-Competitie in 1965 met, helaas dode, snoeken van 120 en 122 cm. Dat waren dan zijn echte toppers, maar hij ving tevens de nodige snoeken tussen de 100 en 120 cm. Allemaal op de snoekrijke wateren rondom zijn woonplaats en we hebben het dan over de Wijde Blik, Spiegelplas en de Blijkpolder. Als aas gebruikte deze snoeker uit de Jan Tooropstraat grote tweedelige pluggen, ik herkende op een foto een houten 25 cm plug van DAM, die hij achter zijn boot sleepte. Hij vertelde en passant dat hij deze pluggen eerst leerde zwemmen, dat noemen ze tegenwoordig met een duur woord “tunen”.

In de herfst van 1962 ving ik in 2 uur tijd met de Abu Reflexspinner 4 snoeken van rond de 70cm en bij de grootste kwam een halve snoek van 45 cm uit zijn bek en toen was ik overtuigd van de vangkracht van deze spinner. Kort hierna ben ik begonnen met het levend terugzetten van de snoeken die ik ving.
In de herfst van 1962 ving ik in 2 uur tijd met de Abu Reflexspinner 4 snoeken van rond de 70cm en bij de grootste kwam een halve snoek van 45 cm uit zijn bek en toen was ik overtuigd van de vangkracht van deze spinner. Kort hierna ben ik begonnen met het levend terugzetten van de snoeken die ik ving.

We zien nu eigenlijk dat deze visser zijn tijd ver vooruit was, wist wat hij deed met de actie van zijn kunstaas en ook wist dat snoek niet bang was voor groot kunstaas. Tegenwoordig worden met deze techniek vele dikke meters gevangen maar 48 jaar geleden was Willem Bouman een onbegrepen solist die echter de titel Kanjer Koning terecht verdiende. Ik zal de lezers nog iets bijzonders vertellen. Ik heb destijds deze door mij zeer bewonderde snoeker enkele brieven met vragen etc. gestuurd doch helaas nooit een antwoord gekregen. Tja, waarom zou je een onbekende 22 jarige poldersnoeker een antwoord sturen? Volgens mijn gegevens moet deze snoeken temmer nu rond de 90 jaar oud zijn, vooropgesteld dat hij nog leeft. Als dat het geval is, zou ik hem nog graag eens interviewen over zijn vangsten van weleer. Toen wist ik nog lang niet zoveel van kanjer snoeken als ik nu doe, maar ik had wel door dat het mogelijk was om gericht metersnoek te vangen, hij bewees het immers!

Ik ben nieuwsgierig of deze oproep nog iets oplevert en misschien zijn er lezers die me hiermee verder kunnen helpen. Zo ja, dan leest men er zeker en vast op deze website over.

Links 3 verzwaarde Abu Reflex spinners zoals ze standaard gemaakt worden. Rechts 2 onverzwaarde modellen zoals die destijds op advies van Cor van Beurden speciaal voor Nederland gemaakt werden.
Links 3 verzwaarde Abu Reflex spinners zoals ze standaard gemaakt worden. Rechts 2 onverzwaarde modellen zoals die destijds op advies van Cor van Beurden speciaal voor Nederland gemaakt werden.
Mijn overstap naar kunstaas!

De periode van zeg 1955 tot midden 60er jaren is voor mezelf op snoekgebied er ook een van grote verandering geweest. Na de lagere school in De Rijp, morgen 7 juni ga ik naar een reünie van deze school tgv het 100 jarig bestaan, fietste ik 6 dagen in de week naar het lyceum in Alkmaar en reed ik op Dijk 5 langs de hengelsportzaak van Cees Bijvoet. Hier zag ik hengelsportmateriaal zoals kunstaas, volglas en holglas hengels, goede nylon en veel molens. Een van de eerste molens die ik zelf mocht kopen als verjaardagsgeschenk was een Ariston en ik deed 0,25 mm nylon op de spoel. Vervolgens ging deze molen op een veel te zware en stugge volglas hengel, type bezemsteel en ik kon met een echte werphengel vissen.

IN de herfst van 1956 begon Jan Schreiner met Willem Persoon een heel mooie hengelsport speciaal zaak in Amsterdam.
De echte speciaalzaak van Cees Bijvoet aan de Dijk 5 in Alkmaar.

photo bijvoet3

Met de gastvissers uit Amsterdam ruilde ik wel eens aasvisjes tegen een spinner of kleine houten plug en kon ik ook met kunstaas vissen. Ik weet nog goed dat ik aan veel te zware spinners een paar baarzen ving bij de brug over de Beemster ringvaart en regelmatig vast zat en spinners op de bodem parkeerde. Een ander groot probleem was het kinken van de nylon en pas na het ontdekken van anti-kinkvaantjes werd dat probleem minder.

Op een keer kwam er een visser uit Beverwijk die met me de polder in wou en alleen maar met kunstaas viste en dat waren onverzwaarde tandemspinners. Ik zag hoe hij er in de polder op vrij ondiep water snoek mee ving en was de koning te rijk toen ik er twee van hem kreeg en er ook een snoekje mee ving. Pas later kreeg ik door dat ik met een zeer bekende wielrenner gevist had: Ab Geldermans, ooit drager van de gele trui in de Tour de France.

Abu Ceessie…
Mijn eerste Abu 505, de rode en nog zonder chroomrand op de kap, de grijze 506 is nu mijn meeste gebruikte molen.
Mijn eerste Abu 505, de rode en nog zonder chroomrand op de kap, de grijze 506 is nu mijn meeste gebruikte molen.

Omdat Cees Bijvoet spullen verkocht die in De Rijp niet te koop waren, werd ik al meer een vaste klant van “Abu Ceessie” en mocht ik helpen in de winkel als het druk was of Cees door zijn moeder geroepen werd om te eten. Zijn bijnaam zegt het al, Cees was gecharmeerd van de kwaliteitsspullen van Abu en had een groot Abu assortiment in zijn winkel.

Een van de eerste Abu zaken die ik kocht waren de onverzwaarde Abu Reflex spinners die prima geschikt waren voor de ondiepe Eilandspolder en ik ving er veel snoeken mee. Inmiddels had ik van een Conolon holglas blank, losse kurken en verchroomde ogen een lichte spinhengel gemaakt en de lichte spinners lieten zich daar goed mee werpen en binnen vissen. En vooral na de aankoop van de Abu 505 molen was het vissen met kunstaas mijn lust en mijn leven.

Nadat ik eerst de oude visbladen van Cees Bijvoet mocht lezen, werd ik daarna zelf abonnee en probeerde ik veel nieuwe dingen in de polder uit. Ook regelde Cees ieder jaar de Abu catalogus Napp och Nytt, in het Engels Tight Lines en Petri Heil voor Duitsland. Voordat je het weet verzamel je die catalogi waar heel veel tips en informatie in staat en ik heb er op dit moment zo’n 230 uit heel veel landen en het is weer een hobby in een hobby.

Ik leerde veel over kunstaas vissen uit deze Abu catalogi in deze periode.
Ik leerde veel over kunstaas vissen uit deze Abu catalogi in deze periode.

Ik schreef naar hengelsportfabrikanten zoals Rapala, Mepps en niet te vergeten Abu en had zelfs plannen om bij Abu te gaan werken. Ik was bezig met een cursus Zweeds en correspondeerde met de leuke dochter van de personeelschef van Abu: Ingegerd Borgström. Haar ome was Göte Borgström en die was de eigenaar van het hele Abu gebeuren. Een goede kruiwagen dus maar ook dat liep weer anders dan gepland.

Toen ik terug kwam van een 5 weekse trip door Zweden belandde ik met viskleren en laarzen aan op de kermis in Schermerhorn in dancing Land’s Welvaren, juist ja, waar ook die foto van die 40 ponds snoek hing. Na een paar biertjes de laarzen uitgetrokken, een leuke dame gevraagd om te dansen en de rest is geschiedenis….. we zijn bijna 44 jaar getrouwd. Ook ben ik nog altijd zeer tevreden met Abu spullen, vooral die made in Sweden en kon toen niet vermoeden dat ik later met een omweg, omdat Berkley waar ik adviseur was Abu kocht, weer met Abu te maken zou krijgen.

Mijn beste combinatie in de 60-70er jaren om mee te spinnen en ik zal deze zelfbouwhengel nooit wegdoen.
Mijn beste combinatie in de 60-70er jaren om mee te spinnen en ik zal deze zelfbouwhengel nooit wegdoen.

Tot zover mijn overstappen, van Zweden naar Nederland en van levend aas naar kunstaas. Op snoekgebied een grote verandering maar niet de grootste. Dat was het feit dat ik zo midden jaren 60, kan ook iets eerder geweest zijn, alle snoeken die ik ving voorzichtig onthaakte en netjes terugzette. Ik voelde me toen pas een echte snoekvisser en het terugzetten van die eerste snoek gaf een heel voldaan gevoel.

Jan Eggers

Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland deel 3.

Jan Schreiner is heel belangrijk voor de snoekvisserij geweest en we zullen hem nog vaak tegenkomen.
Jan Schreiner is heel belangrijk voor de snoekvisserij geweest en we zullen hem nog vaak tegenkomen.

De periode 1940 – 1950. In 1940 komt ook de eerste druk van het zeer populaire, er kwamen 8 drukken van, boek “Beet!” van C.H. Geudeker uit. Maar op snoekgebied brengt het ons weinig nieuws, het vissen met een levend aasvisje is ook in dit boek de enige manier om snoek te vangen. Nu deel 3 van 100 jaar snoeken door Jan Eggers. Lees verder “Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland deel 3.”

Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland, deel 7

De ontwikkeling van vergunning van de beroepsvisser naar VISpas ging in vele stappen maar het werd steeds beter voor de snoekvissers.
De ontwikkeling van vergunning van de beroepsvisser naar VISpas ging in vele stappen maar het werd steeds beter voor de snoekvissers.
Lees verder “Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland, deel 7”

Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland, deel 6

De geschiedenis van de snoekvisserij in Nederland beschrijven, is natuurlijk meer dan enkel en alleen het vissen op deze rover met de eendensnavel onder de loep nemen. Er zijn ook bestuurstechnische en politieke zaken die bepalen of we als snoekvisser aan onze trekken komen of juist beperkt worden in het uitoefenen van onze hobby. Vooral de politieke kant van de zaak is vaak moeilijk te begrijpen voor de doorsnee snoeker. Dat is niet alleen anno 2019 zo, en dan denk ik aan het door de politiek ingevoerde verbod op de levende aasvis. Lees verder “Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland, deel 6”

Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland, deel 5

De nieuwe visserijwet en meer aandacht voor de snoekstand. In 1954 besluiten zowel de Eerste als Tweede Kamer dat het omstreden Pachtbesluit Visrecht 1941, waardoor het o.a. verboden was viswater te verpachten aan sportvissers, niet zal worden verlengd en daarvoor in de plaats komt de gewijzigde visserijwet. Op 1 februari 1955 wordt de Kamer voor de Binnenvisserij geïnstalleerd door minister Sicco Mansholt en wordt ook deze gewijzigde visserij wet van kracht. Zowel de AHB als het CNHV zijn lid van dit orgaan. In De Nederlandsche Hengelsport van maart 1955 kan men lezen dat er een mijlpaal is bereikt en het recht van de sport op het pachten van viswater in de wet is vastgelegd. Lees verder “Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland, deel 5”

Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland, deel 4

Als je bezeten bent van het snoeken, dan……..
Als je bezeten bent van het snoeken, dan……..

In de eerste hoofdstukken heb ik de eerste 50 jaren van de 20ste eeuw behandeld en nu wordt de periode 1950 tot 2013 aan een snoek kundig onderzoek onderworpen. Zeer waarschijnlijk zal ik nu nog meer het volgende probleem hebben: waar moet ik wel over schrijven en waarover niet? Omdat ik het snoeken in de praktijk en de ontwikkeling van de snoekvisserij in deze laatste periode van zeer nabij heel bewust heb meegemaakt, zal ik zeer waarschijnlijk vele toch wel interessante snoekzaken niet kunnen noemen. Want zeg nu zelf, een dikke halve eeuw Nederlandse snoekgeschiedenis past niet eens in een boek, laat staan in enkele A-viertjes. Genoeg daarover, laten we nu kijken hoe in de jaren 50 op Esox lucius werd gevist. Lees verder “Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland, deel 4”

Jan Eggers 100 jaar snoeken in Nederland, deel 2

Deze “tjoekvisjes” waren verboden in de dertiger jaren.
Deze “tjoekvisjes” waren verboden in de dertiger jaren.

De jaren voor de Tweede Wereld Oorlog. Een blik in het boekje “Hengelen in de praktijk” van C.Misset uit 1930, levert op snoekgebied weinig nieuws op en we komen ook geen kunstaas tegen. Vermeldenswaardig is misschien dat men leest dat “zowel de snoekdreg als het tjoekvischje tot de verboden vischtuigen behooren. ”Dit omdat deze zijn ingericht om de vis te verwonden.

Het eerste deel van 100 jaar snoeken leest u hier.

Tekst en foto’s: Jan Eggers

In het boekje “Handleiding voor den Hengelaar” van H. Slijper uit 1933 komen we alleen maar informatie over het vissen met het aasvisje en de kikker en dan vooral in de polders.

Ik ving al diverse snoeken met een kikker in hun bek.
Ik ving al diverse snoeken met een kikker in hun bek.

Interessant is de opmerking dat: “het visschen met de dreg of driepuntige haak geen enkel voordeel biedt, doch wel enkele nadeelen.” De reden waarom is ook bekend. De auteur is van mening dat een fleurhaak tijdens het slikken van het aasvisje gemakkelijker, en zonder de snoek te prikken waardoor deze de aasvis los laat, naar binnen gaat dan een dreg. Gelukkig hebben we daarover nu een andere mening. De gesloten tijd voor snoek is nu van 16 Maart tot 31 Mei en op de Groote Rivieren is de hengel geaasd met visch ook nog van 1 Juni tot 31 October verboden. Het meest verwonderlijke is echter dat destijds er geen gesloten tijd vastgesteld was voor het vissen met de hengel geaasd met kunstaas in de Maas in Limburg. Of dit doelbewust gedaan was of een echte ‘maas’ in de wet was, weet ik helaas niet.

Destijds was het niet gemakkelijk de juiste snoekhengel te kiezen. Er waren o.a. eendelige bamboe hengels met een lengte van 5-6 meter
Destijds was het niet gemakkelijk de juiste snoekhengel te kiezen. Er waren o.a. eendelige bamboe hengels met een lengte van 5-6 meter

Dat in deze periode van economische malaise de gevangen snoeken een welkome aanvulling waren op het karige menu, kan men gevoeglijk aannemen. Wat bij het snuffelen in de visbladen en boeken uit de dertiger jaren ook steeds weer opvalt, is de tegenstellingen tussen sport en beroep. En als ik de discussies van de laatste jaren over het verzoek van het beroep om weer meer op schubvis te mogen vissen in ogenschouw neem, dan is er ook op dat punt nog niet veel veranderd. Men blijft elkaar nog te vaak als concurrenten zien, een opvatting waar uw schrijver een heel andere mening over heeft. Dat snoek in die tijd voor de beroepsvissers van wezenlijk belang was, wijzen de kale cijfers uit.

De grote snoeken die staan afgebeeld waren allemaal erg dood.
De grote snoeken die staan afgebeeld waren allemaal erg dood.

In de periode van 1920 tot 1936 werd er jaarlijks tussen de 400.000 tot 560.000 kilo snoek geëxporteerd, vooral naar Frankrijk, en dat zijn toch heel wat snoeken..

Kort voor de oorlog komen de eerste discussies over de vangkracht van bepaald kunstaas en in het bijzonder van de Marionet-Swimmer. Je ziet dan al dat de levend aasvissers het maar niets vinden dat je een aanbeet krijgt en meteen moet aanslaan als je met kunstaas vist. Ze missen de spanning van het ondergaan van de dobber, het nog even wachten en dan aanslaan. Ze vinden het ook maar niets dat de snoek die een kunstaasje pakt, ‘meteen hangt’. Het stomste verwijt vinden de kunstaasvissers de opmerking dat ze met kunstaas de boel leeg vissen. Immers, daarin ligt dan toch de erkenning dat kunstaas beter vangt dan levend aas?

Hele pagina’s vol werden er over dit thema geschreven en ik kreeg het vermoeden dat de vissers toen meer gemotiveerd waren om een briefje naar de redactie te sturen dan momenteel het geval is. Hoewel het vissen met kunstaas nog maar in de kinderschoenen stond, zag je al een scheiding komen in de gelederen der snoekvissers: vissers met levend aas en de meer modernere kunstaasvissers.

Oud kunstaas uit de dertiger jaren dat ook voor zalm en forel gebruikt werd.
Oud kunstaas uit de dertiger jaren dat ook voor zalm en forel gebruikt werd.

Wat zo’n Marionet-Swimmer destijds kostte? Je had ze voor snoek in 3 maten en daarvoor moest je dan respectievelijk 140, 160 en 175 centen neertellen. De vertegenwoordiging voor Nederland was in handen van de Fa. K. Snel, Prins Hendrikkade 8, Amsterdam. Juist ja, later werd deze zaak overgenomen door Jos Peeters, de vader van Henk Peeters.

Snoek 4 (2)Een andere bekende hengelsport zaak met een goed assortiment spullen voor de moderne snoekvisser die kort voor de Tweede Wereldoorlog met de spinhengel en kunstaas snoek wilde vangen, was de Fa. Sciarone in de Molenstraat 67 in Den Haag. Ik heb daar zo’n 25 jaar geleden nog vaak met publicist Cor van Beurden, die bij mij in de buurt kwam wonen, over gebabbeld omdat hij daar gewerkt heeft.

Hengelaar Cor van Beurden. Cor had een bekende hengelsport zaak in Den Haag en was later importeur van Abu.
Hengelaar Cor van Beurden. Cor had een bekende hengelsport zaak in Den Haag en was later importeur van Abu.

Zo langzamerhand zie je de eerste foto’s van grote snoeken in de visbladen komen en ook toen deed de verkapte reclame zijn werk al. Anders kan ik niet begrijpen waarom er onder een foto van een snoek van 10 pond vermeld staat dat deze vis aan een LUXOR rol en een LUXOR hengel van 220 cm die slechts 200 gram weegt, gevangen is.

Een verzameling oude onderlijnen met enkele haak, fleur en zelf gemaakt fleur van 2 enkele haken die met zwart draad samen gebonden zijn en dreg. Veel onderlijnen werden thuis van koperdraad gemaakt.
Een verzameling oude onderlijnen met enkele haak, fleur en zelf gemaakt fleur van 2 enkele haken die met zwart draad samen gebonden zijn en dreg. Veel onderlijnen werden thuis van koperdraad gemaakt.

Nog interessanter wordt het als je snoeken van 28 pond afgebeeld ziet of als vangstmelding zonder foto tegen komt. De 14 kilo snoek van M. Gloudie uit Rotterdam was slechts 110 cm lang maar wel zeer dik. Dat is ook best te begrijpen want hij werd op 1 maart vlak voor het afpaaien gevangen aan een klein voorntje. De snoek zelf smaakte goed, maar de 3250 gram kuit was niet te eten, aldus de gelukkige vanger.

Snoek 5 (2)

Jammer dat er geen foto van de 132 cm lange en 28 pond zware snoek van de Hr. J. van H. uit Rijswijk genomen is. Ik had zo’n fotootje graag voor mijn verzameling Nederlandse snoeken boven de 130 cm gehad. Ik zie dat ik me teveel in details van grote snoeken ga verdiepen, het bloed kruipt waar het niet gaan kan, en laten we eens zien of er in de oorlogsjaren nog op snoek gevist werd en hoe.

Enkele oude snoektuigen met diverse soorten gevlochten lijn en de jaartallen 1936 en 1937.
Enkele oude snoektuigen met diverse soorten gevlochten lijn en de jaartallen 1936 en 1937.

We kunnen stellen dat de manier van snoeken tussen 1900 en 1940 praktisch dezelfde gebleven is, de uitzonderingen op de regel, zeg aanhangers van Dresselhuys, buiten beschouwing gelaten. Er kwamen weinig nieuwe materialen en vistechnieken die voor de gewone man, en bedenk ook dat er een grote crisis was in de 30er jaren, betaalbaar waren en met levend aas kon men zonder veel problemen altijd wel een snoekje vangen. Ook de uitwisseling van materiaal en technieken met het buitenland was minimaal en trouwens ook daar was het snoeken met levend aas de meest voorkomende manier van snoeken.

Een van de allerbelangrijkste nieuwtjes met een zeer grote invloed op de snoekvisserij in de tweede helft van de 20ste eeuw, stond begin 1940 in de hengelsportbladen. Welke hengelsportbladen? Piscator van het CNHV en De Nederlandsche Hengelsport van de AHB.

In een berichtje van een paar regels kon men lezen dat men in Amerika een nieuw soort lijn uitgevonden had en dat deze lijn veel op een lijn van echte zijde lijkt en ook alle goede eigenschappen daarvan heeft terwijl de prijs lager is. De handelsnaam van deze lijn is, en nu begrijpt men de importantie van dit bericht waarschijnlijk beter, ‘NYLON braided spinning line’. Het is de eerste aankondiging van de moderne nylon lijn die later het vissen met de werphengel en kunstaas een zeer positieve impuls zou geven.

Vroeger waren de snoekdobbers zoals de 2 links, veel groter en zwaarder dan nu. De 2 euro munt geeft de verhouding aan.
Vroeger waren de snoekdobbers zoals de 2 links, veel groter en zwaarder dan nu. De 2 euro munt geeft de verhouding aan.

Het is inmiddels 13 jaar geleden dat ik dit belangrijke nieuws over deze nieuwe lijn las en opschreef. Ik ben ook zeer nieuwsgierig of er al vissers waren die praktijkervaring met deze lijn hadden en of er hengelsportwinkeliers waren die er mee adverteerden. Daarom nog maar weer eens een paar uur gesnuffeld in oude ingebonden jaargangen van rond 1940 doch het woord nylon ben ik niet tegengekomen.

Zo dood als een pier
Zo dood als een pier.

Wel weer veel verhalen over de grote tegenstellingen tussen de beroepsvissers en sportvissers waarover ik al eerder schreef. Ze betichten elkaar van het leegvissen van voorheen goede viswateren en dat wordt dan geïllustreerd met cijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Zo lezen we dat er in 1931 en 1932 per jaar zo’n 500 000 kilo snoek geëxporteerd werd en in 1938 was dit nog maar 253 000 kg, de helft dus.

Op de diverse afslagen bedroeg de gemiddelde prijs van een kilo snoek 38 cent. De beroepsvissers geven de sportvissers de schuld van deze terugloop. Ze zouden veel meer snoeken vangen en meenemen voor de pot. Ik geloof er niks van maar de lobby van het beroep tegen de sport werd al steviger en het resultaat lezen jullie in hoofdstuk 3.

15 hengelsportzaken in Amsterdam

Verder viel me op dat er minimaal advertenties in deze bladen staan alhoewel de concurrentie groot was want alleen al in Amsterdam waren er meer dan 15 hengelsportzaken.

Er waren vroeger veel hengelsportzaken in Amsterdam.
Er waren vroeger veel hengelsportzaken in Amsterdam.

Laat ik deze periode afsluiten met een opmerkelijk voorval: een lezer vond bij een bijt een dode reiger die met kop en hals in het alweer deels dichtgevroren water van de bijt zat. Hij trok de reiger uit het wak en trok ook een dode snoek mee die de kop van de reiger vrij diep geslikt had en hem niet meer los kreeg. De verklaring was dat de reiger net een voorntje wilde pakken en de snoek hetzelfde idee had en zo de kop van onze gevederde vriend pakte. Helaas geen foto hiervan, mobiele telefoons en handige digitale camera’s waren er toen nog niet.

Jan Eggers