Voor de echte liefhebbers van Vis TV en degenen die nog niet alles hebben gezien van de serie van 2013, heeft RTL komend weekend weer een tweetal herhalingen van het populaire hengelsportprogramma van eigen bodem.
Eerst op RTL-4 om circa 8.30 uur de uitzending over struinend vissen op snoekbaars vanaf de kribben van de Waal bij Rossum.
Om 9.30 uur kun je vervolgens op RTL-7 genieten van de aflevering waar onze presentatoren Ed en Marco nog steeds lyrisch over zijn. Namelijk het vissen op karper met drijvende hondenbrokken in de ringsloot rond de Koeweide van Barneveld.
Zo wordt uitzending 4 over het vissen op snoekbaars aan de Waal, die vorige week op RTL-7 was te zien, komende zondag 23 juni op RTL-4 vertoond en volgt even later op RTL-7 uitzending 5 over het vissen op karper in Barneveld.
Daarnaast kun je op de website van Sportvisserij Nederland handige vistips bekijken die met de desbetreffende uitzending verband houden.
Ook bij uitzending gemist van RTL is de aflevering te zien, zodat je geen aflevering van Vis TV 2013 hoeft te missen.
Vroeg op pad…
Op de openingsdag van het seizoen lag ik vroeg te water en had ik leuke actie. Zullen ze in de vroege uurtjes het meest actief zijn dan? Zaterdag ochtend voor 07:00 lig ik weer met de hele handel te water en gaan we het zien. Was het gister schitterend weer en heb ik tot (te)laat in de tuin, gezellig aan een pilsie gezeten… Vandaag is het bewolkt en was ik zo slim om mijn jas thuis te laten, het zou immers net zulk weer worden als gister. Een flinke zucht wind zorgt ervoor dat het eigenlijk gewoon koud is, zo op de vroege morgen. Maar goed, als je flink trappelt krijg je het vanzelf warm.
Eerst het ondiepe deel achter het eiland langs bevissen. De zon is nog maar net op dus ik verwacht nog wel wat vissen op het ondiepe. De planten doen het goed de laatste dagen. Bijna het hele ondiepe deel staat al vol met planten waardoor mijn Tournaments Bait Kikker constant vol met planten terug komt. Ik vis mijn Kikkers altijd met dreggen i.p.v. de eveneens verkrijgbare Worm Hook.
Ongetwijfeld dat er mensen zijn die er wel mee kunnen vissen, als ik ze gebruik weet ik geen vis te haken. Een ander wapen dan maar. Een maatje van mij kan aardig jerkbaits bouwen en heeft voor mij laatst een mooie suspending glider gemaakt. In Zweden al even mee gevist maar nog geen vis op gehad. Deze kan ik mooi boven de planten vissen en door de glitters in de lak is hij mooi te volgen van grote afstand. Inmiddels ben ik aan de overkant gekomen en bevis de grote ondiepe plaat die hier langs de kant ligt. Als ik op een bepaald moment mijn jerkbaitje terug tik en deze een meter of 2 naast me stil laat hangen, zie ik een vis volgen. Nog voor ik een laatste tik aan de jerkbait kan geven komt het schot… Meteen terug rammen en hangen. Camera op mijn borst starten en het fototoestel uit het zijvak grissen om een plaatjes te maken. Precies op het moment dat ik afdruk springt de vis het water uit. Met mijn fotokunsten krijg ik dat natuurlijk nooit scherp maar leuk is het wel.
Mooi ook dat ik mijn borstcamera heb draaien, hier staat deze stuntpiloot dus ook gekleurd op ;-) Als ik de vis onthaakt heb gaat hij direct terug. Meten heeft geen meerwaarde. Een mooie vis van ergens rond de 70cm. Kom 30cm tekort om mijn missie te volbrengen, hahaha. Je hoort mij overigens helemaal niet klagen hoor. Zo wil ik er nog wel meer vangen. Als ik een uurtje later het hele ondiepe deel nogmaals bestookt heb met mijn jerkbaitje hou ik het voor gezien. Ik heb nog wat werk liggen dat eigenlijk al af had moeten zijn. Kijken of de rest van het gezin al uit bed gekropen is, ik heb wel trek in een bakkie koffie ;-)
Toch nog maar een uurtje extra…
Vandaag(zondag) een verjaardag gehad en rond 17:00 weer thuis. We doen een pizza want moeilijk doen is niks voor ons in het weekend. Als ik deze achter mijn kiezen heb zitten, besluit ik nog even de plas op te gaan. Van mijn grote vriend Derk heb ik laatst een plug gekregen die ik nog steeds moet proberen. Bellyboat te water en eerst de rietkant even meepakken met een jerkbaitje. Niks geen leven te bekennen. Eens zien wat die plug doet dan maar. Een paar keer gooien laat zien dat deze prima naar een meter of 2-3 te vissen is. Ik trappel richting de overkant naar de ondiepe plaat en sleep de plug achter me aan. Bij de overkant aangekomen heeft ie lekker gezwommen maar geen vis in de “boot” gebracht. Het ondiepe stuk nog maar eens bestoken met die jerk die het gister ook goed deed. Binnen 5 minuten gaat er een snoekje aan hangen die ik even snel tussen mijn flippers parkeer voor een foto.
Ook deze vis hoef ik niet te meten. Dat deze de meter niet haalt, is vrij duidelijk. Gewoon weer verder trappelen en kijken of er nog eentje te vinden is. Binnen 10 minuten is het weer raak. Bijna net als gister… Als ik de Slugger binnen heb getikt zie ik een paar mensen staan kijken vanaf de kant. Ik kijk even op omdat ik voel dat ze het over mij hebben. Mijn jerkbait ligt een meter of 5 voor me in het water als ik ineens een hoop gespetter hoor. Direct kijk ik naar mijn jerkbait en zie een snoek wegsperen met mijn jerk in z’n kaken. Als ik contact voel haal ik uit en hoor die mensen op de kant zeggen, “Hij heeft een vis aan z’n hengel…”. Direct springt hij een paar keer het water uit en als ik hem in de kieuw kan grijpen, onthaak ik de vis en til hem even de lucht in. Zo kunnen ze op de kant ook zien wat er net aan de andere kant van mijn lijn hing. Hij is iets groter dan de vorige maar hij mag direct terug het water in.
De rest van de ondiepe plaat brengt geen vis meer en ondertussen is het 20:30 geworden. Je raadt het al, ik lust wel een bakkie koffie… Een belletje naar huis en mijn vriendin zorgt met een half uurtje voor een heerlijk bakkie. Rustig terug trappelen dan maar. En als ik toch aan het trappelen ben, kan ik net zo goed een plug achter me aan slepen. Eerst richting het eiland en dan hierlangs een diepte van rond de 4m aanhouden. Dan loopt mijn Derkplug mooi op diepte en maak ik misschien wel een kansje. Halverwege het eiland zie ik steeds vaker signalen op de dieptemeter en zeg ik tegen mezelf dat het toch echt wel mogelijk moet zijn om hier een visje te vangen. Ik weet het, ik praat veel met mezelf ;-) Na een meter of wat verder te zijn getrappeld krijg ik een beuk op me hengel. Uithalen en hangen. Zie je wel, kon gewoon niet missen.
Hoe mooier kan het worden? Even een nieuwe plug proberen en vangen. De missie zit er nog niet op maar ik heb me weer prima vermaakt. Als ik bij de “uitstapplaats” het water uit ga, maak ik nog een praatje met een andere visser. Voor mijn gevoel 5 minuten later, kijk ik op mijn telefoon… Shit!! 21:30 alweer, een half uur geleden stond de koffie al klaar.
Het weekend zit er weer op. Morgen gewoon weer aan het werk en maar zien of ik van de week nog een gaatje kan maken voor de volgende poging.
Enkele decennia geleden was er wat zacht kunstaas betreft weinig op de markt. Als je al een twistertje en enkele kleuren van de culprit shad kon vinden in de hengelsportzaak was je de koning te rijk. De laatste 10jaar echter is het roofviswereldje als het ware overspoeld met kunstaas uit de V.S.
Amerikaans zacht kunstaas is echter voornamelijk ontworpen om op black bass en stripers te vissen. Hoewel er leuke en goed vangende kunstaasjes bij zitten, duurde het niet lang of de eerste Handige Harry’s starten met het vervaardigen van Europese varianten. Kris Brems is één van de creatievelingen die startte met het gieten van zacht kunstaas om gericht mee op snoekbaars, baars en snoek te vissen. Peter de Kock van Hengelsport De Kock zag het potentieel en zette Kris er toe aan om er een bedrijfje van te maken. Zo werd Art Baits geboren.
Via de winkel van Peter vinden de ontwerpen van Kris een publiek. Vele verwoede snoekbaars vissers zweren bij Kris’ Rumble.
Deze drie standaards kregen al vlug gezelschap van zacht kunstaas dat door Peter en zijn Pro Staf Team ontworpen werden.
Peter zelf tekende voor de move vertical. Deze shad vond zijn weg niet alleen naar het zoet water…..
Intussen is ze het favoriete kunstaas voor vissers die Denemarken en Noorwegen bezoeken op zoek naar Kabeljauw en heilbot.
Ook de vertical move is van Peter’s hand. Een mooie v-tail shad met een super drijvend staartje, ideaal om langzaam, soms zelfs statisch mee te vissen op licht stromend of stilstaand water.
Sven Vervloesem, dubbel kampioen snoekbaarsvissen ( NKS ) tekende voor het ontwerp van de intussen razend populair geworden Sven Shad. Verticalen, diagonalen, of werpend vissen met heel lichte loodkopjes, het maakt niet uit, dit is gewoon een super vangertje.
Wout Wouters ontwierp de wout shad, een super kunstaasje dat tijdens de wintermaanden al vaak het verschil maakte.
Nico Molkens en Bart Mylle hielpen Kris Brems om enkele zachte swimbaits fijn te tunen; groot snoek kunstaas zoals de Creeper en de Art-Beast waarmee al talloze metersnoeken over de meet getrokken werden.
Wil jij ook graag met een prachtige vangst op de foto? Test het kunstaas van Art Baits op jouw favoriete water en wie weet.
Laat ons mee genieten van je vangst, voeg je foto toe aan de vangstberichten van Hengelsport De Kock.
De Kock Hengelsport
Plaatsvondel 11
3272 Testelt
België
Tel : 0032 13/785885
Fax : 0032 13/785886 Bezoek ook de website en webshop op: www.hengelsportdekock.be
We waren de laatste 3 dagen in misschien wel de mooiste en meest unieke plek voor de roofvisser in Zweden, vandaar de vele foto’s. Tot op heden was en is iedereen erg onder de indruk van deze omgeving, het visgebied en deze accommodatie, Flottarvillan 1 & 2 en het hoofdgebouw Kungsholmen.
Jouke Timmer, Marco Kraal, Maurits en nog een aantal Nederlanders zijn al bij Kungsholmen geweest en hebben deze stek een dikke 9 gegeven als rapportcijfer.
We bezoeken een accommodatie telkens 3 nachten en vertrekken dan weer naar een ander huisje en visgebied om zo een beetje een beeld te krijgen wat voor accommodatie het is en wat er te vangen valt en wat het visgebied te bieden heeft. Nu Kungsholmen/Flottarvillan is in 1 woord TOP !! We hebben hier een prachtig huis met 5 slaapkamers en 10 losse bedden en een restaurant, sauna, jacuzi en BBQ op loopafstand.
De reis is ideaal voor vissers die niet lang willen reizen, je neemt het vliegtuig van Amsterdam naar Stockholm en vanaf daar is het maar 2.5u rijden naar Kungsholmen, men zou zelfs de trein kunnen nemen. Een ticket met de KLM kost op dit moment 125 euro retour, dus dat is goed te doen.
De visserij, men kan hier vissen op snoek, baars en snoekbaars en forel in een bepaalde tijd. Men kan hier vissen met elke wind, want er zijn overal plekjes uit de wind te vinden. Laten we beginnen met het vissen op de snoekbaars, dan doen we vertikalend en deze snoekbaars is in grote aantallen te vangen tussen de 3 en de 9m diepte en op 1 dag kan men per persoon rustig 30 snoekbaarzen vangen en op een goede dag nog veel meer.
De snoek, deze vangen we op oa dezelfde plaats waar we ook de snoekbaars vangen, dit hebben we werpend en trollend gedaan. Het leuke is dat alle stekken erg dichtbij zijn, zelf zo dichtbij dat we onze hengels en spullen voor het snoeken thuis lieten en op weg naar de de volgende stek deze voor de andere visserij weer ophaalde, meteen even naar toilet en weer naar de volgende stek. Binnen 3-4 minuten bent u op de snoekbaarsstek en op 2 minuten op de 1e trolstek voor de snoek.
Omdat het een nieuw water is, hebben we een visgids geboekt voor 1 dag, Andy is onze visgids ter plaatse die voor de sportvissers van Cordes Travel te boeken is en dus een hele dag mee het water op gaat. Buitenom dat hij je de stekken laat zien, geeft hij volop tips, verteld over de visserij en als de vis wil bijten, dan vangen we ook nog grote vis. Andy is al jaren visgids en kent deze wateren goed, dus zeker een advies om een dagje met Andy mee te gaan, hij zorgt ook voor de lunch en drankjes. Je treft Andy op de 1e dag, want hij komt de groepen alles over de boot uitleggen en verteld kort iets over de stekken en schrijft de visvergunning uit.
Jouke was in de boot met Stefan en heeft vooral trollend en castend gevist en ving verschillende mooie vissen. Voordat de mannen de boot op gingen, viste zij nog even vanuit de achtertuin vh huisje Flottarvillan op 5m vh huisje ving Jouke Timmer zelfs een snoek van 60cm, geweldig !! Jouke had nog een dikke zien zwemmen, maar deze dikke dame had nog geen honger. In de avond trok hij zijn stoute schoenen aan en nam de boot om op 10m van Kungsholmen (Flottarvillan) op deze dame te jagen en jawel, zij beet deze keer wel en ving dus op 10m vh huisje een dikke snoek van 100cm !!
Ondertussen waren Linda, Andy en ik op weg (2 minuten varen) naar de stek waar de kans op een grote snoek aanwezig was. Andy gebruikte 4 sideplanners en zo trolde we over het Zweedse water. Opeens een geweldige klap op de hengel van Linda en ja hoor een hele dikke snoek van 111cm volgde, deze dikke snoek kwam helemaal uit het water en vocht geweldig.
Na foto’s en film te hebben gemaakt ging de trip weer verder en na een 15 minuten kreeg Linda weer een dikke aanbeet en de dril begon, weer een snoek en deze was 102 cm, ik was enorm blij voor Linda, maar zou zelf ook wel een mooie snoek willen vangen. Maar na een 20 minuten melde zich weer een dikke snoek, deze was 105cm ! Dus in 2u tijd, 3 dikke snoeken boven de meter en dan op 2 min. varen vh huisjes…..top top !!
Jouke en Stefan hadden ondertussen ook snoeken gevangen van 1m, 80cm, 60cm en verschillende mooie snoekbaarzen van rond de 1-2kg en tot slot een mooie baars van 40cm.
Tja en zo sloten we een zeeeeeeeer geslaagde dag af bij Flottarvillan en gaat onze reis verder naar Villa Sunside, ook daar zal Andy ons vandaag wat stekken laten zien en gaan we met hem mee, meer verslagen volgen !
In de eerste hoofdstukken heb ik de eerste 50 jaren van de 20ste eeuw behandeld en nu wordt de periode 1950 tot 2013 aan een snoekkundig onderzoek onderworpen. Zeer waarschijnlijk zal ik nu nog meer het volgende probleem hebben: waar moet ik wel over schrijven en waarover niet? Omdat ik het snoeken in de praktijk en de ontwikkeling van de snoekvisserij in deze laatste periode van zeer nabij heel bewust heb meegemaakt, zal ik zeer waarschijnlijk vele toch wel interessante snoekzaken niet kunnen noemen. Want zeg nu zelf, een dikke halve eeuw Nederlandse snoekgeschiedenis past niet eens in een boek, laat staan in enkele A-viertjes. Genoeg daarover, laten we nu kijken hoe in de jaren 50 op Esox lucius werd gevist.
Tekst en foto’s Jan Eggers
Mijn eerste persoonlijke ervaring: alleen langs de oevers!
Begin 50er jaren viste ik nog niet op snoek maar wel op snoekvisjes. Zeer fanatiek zelfs want ieder aasvisje leverde minimaal 5 cent op en ik had soms Amsterdamse klanten die graag een dubbeltje voor een spartelend voorntje of kleine brasem neertelden. Ik woonde destijds in het mooie historische dorp De Rijp, midden in de waterrijke Eilandspolder. In deze veenpolder zat toentertijd veel snoek in het heldere water met veel waterplanten. Zowel lokale snoekvissers, met bijnamen als Beel, Hoedje, de Bakker, Tom Poes en Ekkie, als gastvissers uit vooral Amsterdam hadden vanaf 1 september haast ieder weekend wel snoekvisjes nodig en die ving ik dan meestal na schooltijd. Geloof me, als je op die manier je zakcenten kunt verdienen, leer je snel heel scherp en productief vissen. De reden dat ik juist op doordeweekse dagen mijn aasvisjes probeerde te vangen, had vooral te maken met het feit dat ik op zaterdag en zondag vaak mee mocht met die snoekvissers. Dat was gewoonweg feest en mijn moeder snapte er maar niks van. Met storm en regen de hele dag lopen te soppen in die kletsnatte polder, want goede regenkleding was er niet, is toch geen feest? Ik genoot er van! Sleepte met de emmer met visjes en het schepnet, rende weer naar een van de snoekvissers toe als deze een brul gaf of een hand op stak ten teken dat hij “hobbel had” of “dat er een op zat”, de vaktaal voor een aanbeet, en wachtte vol spanning dan op het aanslaan.
Dat ging echt niet zachtzinnig en de kleine snoeken werden zonder dril uit het water getild aan het eerst dikke gevlochten katoenen koord en wat later aan niet te dunne nylon. Was het een grote snoek, dan was het een kwestie van buigen of barsten want men viste hier toen met een zware bamboe hengel, liefst met koper in koper bussen, van 4 tot wel 6 meter lengte en zonder reel of molen. Ik heb destijds toch heel wat hengels en dikke lijnen zien breken. Vooral door verkeerd drillen. Rustig drillen was er eigenlijk niet bij, men wilde die snoek, die gegeten werd of geruild voor andere zaken, zo snel mogelijk op de kant hebben, dan kon je hem niet meer verspelen. Echt, het hebben van die snoek was hoofdzaak en iedere gevangen snoek ging mee. Het enige dat eigenlijk nooit kapot ging, was het koperen kettinkje tussen dreg en hoofdlijn. Ik heb nog een aantal van deze gebruikte snoektuigen, compleet met grote roodwitte snoekdobbers, groene of bruine lijn die wel 100 kilo trekkracht zou hebben ware het een dyneema lijn van dezelfde dikte en dan natuurlijk op het einde zo’n mooi koperen schakelkettinkje met enkele dreg. Van extra lood op de lijn om b.v. het aasvisje dieper te houden of de grote dobbers, soms wel 3 – 4 van die roodwitte boeien, minder weerstand te geven, had men nog nooit gehoord.
Snoeken was toen ook al zoeken en de meest gebruikte methode was het aasvisje vlak langs de oever slepen. Daar zat de snoek, tussen de waterplanten en dat je ze ook in het midden van de sloot kon vangen, kwam gewoon niet in je gedachten op. Omdat die slappe veenbodem trilde en de snoek door deze trillingen vaak de vinnen nam, bleef je ver dan de kant en juist daarom was een lange hengel ideaal. Je probeerde vooral “voor de wind te vissen”, dan zorgden de golven voor een natuurlijk transport van je dobbers met daaronder het aasvisje.
De sterkste visjes waren de ruisvoorntjes en de grondels en naarmate het kouder werd, kon je de gespeende aasvisjes weken lang in een grote ton of emmer goed bewaren. Je zou kunnen zeggen dat het snoeken me met de paplepel is ingegoten en ik heb alleen maar heel goede herinneringen aan die tijd. Ik mocht af en toe eens aanslaan, vooral als men gezien had dat een kleine snoek op het aasvisje gedoken was.
Op mijn 12e, dat was herfst 1955, ving ik geheel zelfstandig mijn eerste snoeken. Ik had van de centen die ik verdiende met het visjes vangen een vierdelige bruine bamboe hengel, jazeker, koper in koper, gekocht met daarbij behorend snoektuig en zelfs een beksperder en onthakingstang. Met een emmer vol aasvisje aan het stuur van de fiets ging ik naar een prima stek bij het Jagersbruggetje, enkele kilometers buiten het dorp omdat daar minder werd gesnoekt. Wat ik vurig hoopte gebeurde, vanonder een grote pol met waterlissen dook een snoek op mijn aasvisje en prompt was ik alle goede lessen van de snoek eerst het aasvisje te laten slikken, vergeten. Op het moment dat de eerste snoekdobber onder water schoot, ging mijn hengeltop met volle kracht omhoog en zag ik een snoekje van 45 tot 50 cm door de lucht zweven en op het gras terecht komen. Dat ik alles fout gedaan had, interesseerde me geen barst. Ik had helemaal alleen een snoek gevangen, was zo trots als een pauw en voelde me nu een echte snoekvisser. Een uurtje later ving ik er op precies dezelfde manier nog een die iets groter was en met twee dode snoeken aan het fietsstuur hangend, fietste ik later fluitend het dorp binnen.
Zo werd er toen door mij en vele andere snoekvissers al lopend langs de oevers van die vele poldersloten gevist. Natuurlijk waren er ook stukken land met een grote rietschoot of wilgenbomen of elzen langs de oever waar je dan niet vanaf de kant kon vissen. Die stekken bestookte ik vanuit de punt van het vederlichte bootje, type Oostzanerjol, waarmee je zelfs in de meest ondiepe prutsloten kon varen. Je trok het bootje tegen de wind in aan de rietstengels vooruit en deponeerde je aasvisje op de meest aantrekkelijke stekken. Zeer spannend deze manier van snoeken in dat wankele bootje en ik ben diverse keren overboord getuimeld, vooral als ik tijdens het drillen of landen mijn evenwicht verloor.
In deze periode ging ik ook vaak met de beroepsvissers, zoals Gerrit Kroon, Tinus Kieft en Nic Molenaar alias de Poolse Jood, mee in de Eilandspolder. Ik kon goed met ze opschieten want we kwamen elkaar vaak op het water tegen en ik leerde goede snoekstekken van hen.
Ze zeggen wel eens dat opvoeding en milieu vaak bepalend zijn voor je latere leven. Ik weet uit de praktijk dat de snoekervaringen in die periode opgedaan, mijn manier van snoekvissen heel veel jaren sterk beïnvloed hebben. Volgens mij zat snoek alleen maar in de oeverzone tussen de waterplanten en nergens anders. Ik denk dat ik tot mijn 27ste jaar praktisch enkel en alleen maar in de oeverzone gevist heb, als ik met levend aas ging vissen. Viste ik met kunstaas, en dan voornamelijk de spinner, kamde ik veel gerichter de oeverzone uit dan het midden van de sloten en plasjes. Dat het ook anders kon, leerde ik eigenlijk pas toen ik naar de kleipolders van West-Friesland verhuisde, maar daarover later meer.
Het landelijke snoekbeeld begin vijftiger jaren
Ik heb zojuist geschetst hoe ik samen met een aantal Noord-Hollandse snoekvissers in de 50er jaren mijn snoekjes ving. Dat wil echter niet zeggen dat deze manier van vissen representatief was voor geheel Nederland. Ik ben daarom maar weer in een aantal visboeken en hengelsportbladen gaan snuffelen om een iets algemener beeld te krijgen.
Het eerste dat je dan opvalt, is de opkomst van het vissen met de werphengel, met daaraan in vele gevallen ook het kunstaas gekoppeld. Eigenlijk is dat niet zo verwonderlijk want vooral door het verschijnen van de bijbel voor de vissers met de werphengel: “Flitsend Nylon” in 1950 van de al eerder genoemde Jan Schreiner, krijgt deze manier van vissen heel veel aandacht. Het waren de moderne sportvissers, die ook nog vaak de castingsport, het werpen in wedstrijdverband, beoefenden, die destijds het merendeel van de hengelsportboeken en artikelen in de visbladen schreven. Dat is nu nog steeds het geval. Zo krijg je snel meer aandacht voor de nieuwste ontwikkelingen op visgebied dan voor de al lang ingeburgerde technieken. Tegenwoordig lees je heel veel over jerkbait vissen, maar dat wil niet zeggen dat het merendeel van de snoekvissers daar dan mee vist. Je las in de 50er jaren heel veel over het vissen met kunstaas, vooral spinners, op snoek, maar ik weet zeker dat het overgrote deel van de snoekvissers op de “ouderwetse” manier met het levende aasvisje snoek ving.
Naast Jan Schreiner waren het vooral auteurs zoals W.L. Brugsma, vooral bekend door het pseudoniem Spinner, Frans Domhof, Cor van Beurden, Jan Stöpetie en Carel Vorstelman die in die periode steeds maar weer het plezier van het kunstaasvissen op papier zetten. Hierdoor kreeg je toch al meer een soort tweedeling in snoekend Nederland en dat zal zeker en vast tot de nodige spanningen tussen redactie en lezers en tussen redactie en uitgevers van hengelsportbladen geleid hebben. Als er in november 1952 een redactiewissel plaatsvindt bij De Hengelsportwereld, Jan Schreiner verdwijnt en Rein van Rutten neemt zijn plaats in, lees je: “Dat het nu eenmaal een niet te loochenen feit is dat het overgrote deel van de hengelaargemeenschap nog de “gewone” orthodoxe hengelwijze beoefent.” Vertaald naar het snoekvissen kun je stellen dat er destijds veel meer met het levende aasvisje gevist werd dan met kunstaas maar dat het merendeel van de artikelen over snoekvissen, over het vissen met kunstaas handelde. En wat ging Jan Schreiner nu doen? Die werd per november 1952 hoofdredacteur van De Sportvisser, een zeer interessant visblad dat tot april 1972 zou blijven bestaan. Als abonnee heb ik uit dit blad zeer veel geleerd op snoekgebied. Ik vind het doorbladeren van de nu ingebonden jaargangen eigenlijk een waar feest. Dit vanwege de herkenbaarheid van het vissen en de vele nieuwe materialen en technieken uit die periode.
Nieuw materiaal en een nieuwe moraal.
Tijdens dat bladeren in die oude jaargangen, kom je meer foto’s van grote snoeken dan van enige andere vis tegen. Van 30, 40 en 50 ponds karpers had men toen nog nooit gehoord. Kijkend naar de advertenties van de hengelsportzaken en de zich snel uitbreidende hengelsportgroothandel, zie je molens, hengels en kunstaas waar heden ten dage de verzamelaars intensief naar zoeken. Bij dezen een kleine bloemlezing uit wat ik vond.
Een Zwitserse Benora molen kostte in 1951 het astronomische bedrag van Fl. 49,75 en een 7 grams Flipper banaanplug mocht men voor Fl. 4,95 meenemen. Toch wel duur want voor het bedrag van 2 van die plugjes had men ook een paar gegarandeerd waterdichte Bata laarzen. In 1951 ving de toen 13 jarige Ronald Fenger met een spinnertje een snoek van 10 pond en 3 ons. Toen wist men nog niet dat deze helaas veel te vroeg overleden sportvisser later een groot castingkampioen zou worden en eigenaar van een hengelsportspeciaalzaak. Deze snoek was een baby vergeleken bij een van de grootste en zwaarste snoeken van Nederland waar in hetzelfde jaar een foto van werd geplaatst. De foto hing trouwens in hetzelfde dorpscafé met danszaal waar ik eind 60er jaren mijn vrouw wist te vangen. Deze 40 ponder, ik bedoel de snoek, werd niet met de hengel maar door een beroepsvisser uit Schermerhorn met een net gevangen, jammer!
In 1952 wordt de Rolls Royce onder de werpmolens, de Pelican 100 in Nederland geïntroduceerd en gekheid is niet nodig, het was een prima molen die wel Fl. 62,50 kostte. De Monti spinners van 7 en 10 gram zijn volgens groothandel S. Weinberg uit Hilversum de ideale spinners voor het polderwater omdat ze niet verzwaard waren. Had ik dat toen maar gelezen, dan had ik later minder verzwaarde spinners verspeeld. We zien nu de eerste Mitchell molens op de vaderlandse markt komen. De keuze op molengebied wordt groter want er zijn molens van DAM, Salmo, Ru-Mer, Hardy, Luxor, Ariston en Bretton te koop.
Over groter gesproken, ik was nogal verbaasd een foto van een Westfriese kanjersnoek van 130 cm en 25 pond tegen te komen. Gevangen was door ene Piet Winkelaar uit Hoorn, eind 1952. Ik zal deze vangstmelding van de langste poldersnoek zeker verder napluizen.
In de volgende jaren zien we niet alleen een aantal grote snoeken van rond de 20 pond in de bladen, helaas allemaal morsdood, maar ook meer artikelen met vragen hoe we de snoekstand op peil kunnen houden. Er wordt hardop gedacht over het verhogen van de minimummaat van 40 cm naar 50 en zelfs 55 cm. Er wordt geconstateerd dat de snoekbiotoop meer en meer verdwijnt en de waterkwaliteit achteruit gaat. We lezen dat het nu mogelijk is om met kunstaas gevangen snoeken onbeschadigd terug te zetten, dit in tegenstelling tot met het aasvisje gevangen snoeken. En dan komt de hamvraag in dit prima artikel van E. Blok van Cronesteijn: moet daarom dus het gebruik van levend aas verboden worden? Het antwoord is dat dit niet noodzakelijk is, vermits men zijn materiaal en onthakingsspullen aanpast en de snoekvisser de nodige voorzichtigheid in acht neemt. Echt een zeer belangwekkend artikel.
Trouwens, het redactionele artikel van Jan Schreiner in De Sportvisser van januari 1955 mag er ook zijn. Hij stelt in vrij stevige bewoordingen dat we roofbouw plegen op onze visstand door 10 snoeken mee te nemen en aan buren en vrienden te geven. Zo graven we ons eigen vissersgraf. We moeten niet alleen de watervervuiling bestrijden maar ook de vissers van de toekomst een andere moraal bij brengen. Men vist voor de sport en zet daarom de vis terug!
Dit is een keerpunt in de onze hengelsportgeschiedenis. Vanaf dit moment komen er steeds meer artikelen over bewuster vissen en niet iedere maatse vis de kop in slaan. Ik blijf het zeggen, we kunnen als moderne snoekvissers Jan Schreiner niet genoeg bedanken voor zijn kruistocht tegen het nutteloos doden van vissen in het algemeen en snoek in het bijzonder.
10 juni nam Sportvisserij MidWest Nederland burgemeester Ter Heegde burgemeester Heerhugowaard, wethouder Dickhoff van Heerhugowaard, en loco- burgemeester Langedijk Beers mee op een vistrip op het Geestmerambacht. De vissessie was niet zonder succes. De wethouder (van o.a. sport) ving namelijk een snoek van 64 cm.
Na vragen binnen het college van Heerhugowaard over de forellen is er meerdere malen contact geweest met de burgemeester van Heerhugowaard. Dit was aanleiding om de burgemeester een vistrip op het Geestmerambacht aan te bieden en het vissen op het Geestmerambacht zelf te ervaren. De burgervader was zo enthousiast dat hij direct wethouder Dickhoff en de collega burgemeester van Langedijk heeft meegevraagd. Helaas was burgemeester Cornelisse ziek, waardoor hij zich liet vervangen door loco burgemeester Beers.
De heren kregen veel positieve reacties over het forellenproject op het Geestmerambacht en wilden graag meer weten over het project. Na een korte toelichting van Gerard Roosloot (voorzitter Sportvisserij MidWest Nederland) gingen we snel de boot in, want de mannen waren gebrand om een vis te vangen, want dat hadden ze tenslotte belooft aan het college.
Na wat korte instructies had wethouder Dickhoff en locoburgemeester Beers het werpen met de hengel al snel onder de knie. Burgemeester ter Heegde had de werptechniek na drie keer een rietkraag gevangen te hebben, ook snel onder de knie. Tijd dus om een vis te vangen.
Loco burgemeester Beers had een aantal aanbeten, maar helaas was de vis de burgervader te slim af. In de andere boot wist de wethouder wel een aanbeet te verzilveren. Vol spanning en enthousiasme probeerde de wethouder de vis de baas te zijn. Met wat aanwijzingen is het hem dan ook gelukt om deze mooie snoek van 64 cm te landen. Met wat korte aanwijzingen van Frits Jager (bestuurslid Sportvisserij MidWest Nederland en voorzitter van HSV VIOD) kon de wethouder zelfs de snoek in de kieuwgreep vast houden voor de foto. Vol trots en bewondering voor deze mooie vis poseerden de wethouder en de burgemeester met de vangst van de dag.
Na de vis netjes teruggezet te hebben, is de terugvaart ingezet. Voldaan en met een trots gevoel konden de heren terug keren richting college met een groot visverhaal. Al met al een geslaagde vismiddag.
Eigenlijk is het verbazingwekkend dat het de ingenieurs en testvissers van het Mitchell-team is gelukt om het gewicht van de molens uit de nieuwe Mag-Pro Extreme serie nog verder te reduceren dan die van de Mag-Pro Lite werpmolens.
De sterke prestaties blijven gehandhaafd en dus van hetzelfde hoge niveau zoals we dat van dit merk gewend zijn. Dankzij enkele moderne toepassingen zoals nieuwe carbononderdelen, een aluminium hybride spoel, een titanium as en een ultralicht magnesium molenhuis, rotor en zijplaten hangt er een werpmolen aan je hengel die je amper voelt, maar die subliem werkt.
Dit is het vlaggenschip van de serie. Geproduceerd in samenwerking met ons Japanse team van ingenieurs. Geproduceerd met maximale gebruikmaking van de nieuwste technologie. Verbazingwekkend genoeg is het gelukt om het gewicht van de molen nog verder te reduceren in vergelijking met de Mag Pro Lite. Dat is gelukt dankzij onderdelen van carbon, een aluminium hybride spoel, titanium as en een ultralicht magnesium molenhuis, rotor en zijplaten. De sterkte en prestaties liggen echter nog op hetzelfde hoge niveau.
3 XCR lagers op bovenkant en links en rechts van het molenhuis
Lichtgewicht dubbel geanodiseerde aluminium spoel
Reserve aluminium spoel
Titanium anti-twist lijnroller
Lichtgewicht carbon hendel / EVA hendel knop
Gesealde carbon slipsysteem
Lijnclip met veer
Zoet- en zeewaterbestendig
Mitchell Mag Premier
De constructie van deze molen is gebaseerd op het gebruik van drie typen materiaal. Hierdoor zijn de prestaties van een hoog niveau. De rotor is gemaakt van magnesium en dat leidt tot gewichtsbesparing. Het molenhuis is gemaakt van versterkt carbon.
9 RVS kogellagers
Dubbel geanodiseerde aluminium spoel
Aluminium reservespoel
Links-/rechtshandig
Titanium anti-twist lijnroller
Aluminium hendel
Instant anti-reverse
Zoet- en zeewaterbestendig
Nu verkrijgbaar bij de hengelsportwinkelier, méér Mag-Pro nieuwtjes op: www.mitchell-molen.nl
Even voorstellen…
Mijn naam is Pascal van Veen. Bij een aantal mensen misschien bekend, bij het merendeel waarschijnlijk niet. Vissen doe ik al sinds ik mij herinneren kan. In mijn jeugdjaren meegenomen door vaders en via de bekende weg, vaste stok, werphengeltje, made, voerkorfje, enz. Uiteindelijk terechtgekomen bij het roofvissen. Sinds de start van mijn roofvisvisserij, ook niet meer de behoefte om de andere visserijen uit mijn jeugdjaren voort te zetten. Sinds jaar en dag is het hier alles roofvis dat de klok slaat en dan met name de snoekvisserij. Een klein beetje afwijken naar baars en snoekbaars wil ik ook nog wel eens doen maar in grote lijnen draait het hier echt om de snoek.
Mijn bellyboat…
Zoals sommige misschien gelezen hebben in mijn verslag van de afgelopen vistrip naar Zweden, ben ik in aanraking gekomen met de bellyboat. Al jaren moet mijn vriendin het aanhoren, “Ik moet een bellyboat hebben om op de plas te kunnen vissen hier…”. Dit voorjaar eindelijk in zo’n ding terecht gekomen tijdens mijn jaarlijkse vistrip naar Zweden. Dat is dusdanig goed bevallen, bij thuiskomst direct achter internet gekropen en mijn eigen bellyboat aangekocht. Één dag voor de opening van ons snoekseizoen ligt hij op de deurmat en diezelfde avond begin ik met wat aanpassingen zodat ik in ieder geval mijn oude dieptemeter kan monteren. Verdere aanpassingen volgen nog. Op de openingsdag zit ik om 06:45 in mijn eigen bellyboat op “mijn” plassie en weet ik direct de eerste vissen te vangen.
De zandput…
Achter mijn huis ligt een leuke zandput met een aardig visbestand, voor zover ik nu kan zeggen. Het diepste punt van de plas zit zo rond de 11 tot 12m. In de avonduurtjes wil ik nog wel eens een poging doen vanaf de kant, op de momenten dat dit nog mogelijk is. Op het moment dat de planten echt beginnen te groeien is het haast geen vissen meer. Het water is vrij helder en staat daardoor al snel helemaal vol met waterplaten. Met een motorboot mag je hier niet vissen dus echt werk maken van dit water is vrij lastig. Maar nu heb ik een bellyboat! Zoals ik zei, de eerste vissen vanuit de bellyboat heb ik hier al gevangen. De kantvissessies die ik er in het verleden heb gedaan, hebben mij vissen opgeleverd tot iets over de 90cm. Vanuit de belly moet ik het tot nu toe doen met wat leuke 70+ vissen, de rest allemaal kleiner. Weet dat het gevaarlijk is om te zeggen maar ik weet zeker dat hier metervissen zwemmen! Grote baars(40+) heb ik er ook al gevangen. Je voelt hem al aankomen…
Mijn missie… Na de aanschaf van mijn bellyboat heb ik mij de volgende opdrachten gegeven.
– Nog dit seizoen moet ik op de plas een metervis zien te vangen.
– Uitvinden of er ook snoekbaars te vangen is.
Hoe vaak ik ga vissen op “mijn” plas, durf ik niet te zeggen. In de aankomende maanden moet het in ieder geval lukken om minimaal eens per week een sessie te doen. Zeker in de avonduren kan ik vaak wel een gaatje vinden om er een paar uurtjes op uit te trekken. De manier van vissen zal voornamelijk bestaan uit jerkbaiten en gooien met rubber. Om mijn 2e opdracht ook nog enige kans van slagen te geven, zal ik ook een verticaalhengel meenemen met wat shads. Door het vrij heldere water zal ik de eventueel aanwezige snoekbaars op dieper water moeten zoeken. Nou wil ik voor mezelf een beetje bijhouden wat ik allemaal uitspook en hoe ik het er vanaf ga brengen op “mijn” plas. Het leek mij daarom leuk om hier op de website, op regelmatige basis een verslag te doen van mijn vorderingen. Hierbij dus het eerste deel…
Tot nu toe…
De openingsdag van het seizoen lig ik dus om 06:45 met de hele handel te water en start ik met het verkennen van de plas. Klein beetje kijken hoe het diepteverloop is en waar er ondieptes/taludjes te vinden zijn. Ondieptes kan ik dus wel op me buik schrijven. Het is gewoon een vrij eentonige bak met water die langzaam afloopt naar een meter of 11-12. Hier en daar liggen wel wat grotere ondiepe platen aan de randen met de nodige plantengroei. Ik weet in ieder geval wat.
Ik parkeer mijn bellyboat boven 5m water en begin richting het eiland te smijten. Er ligt 1 eiland in “mijn” zandput. Al na een aantal worpen zie ik een volger met knappe afmetingen. Wat ik ook doe, versnellen, vertragen, stoppen… geen zin heeft de vis. Gewoon verder trappelen boven dezelfde diepte en de hele “diepe” kant van het eiland afvissen. Niets geen leven meer. Als ik een bocht maak rond de kop van het eiland en het ondiepe deel binnen trappel, gooi ik eens richting de kant van de put. Twee tikken en boem, hangen. Een kleine snoek heeft mijn kikker gegrepen en zorgt voor mijn Nederlandse bellyboat ontmaagding. Prima, je kan het maar gehad hebben.
Rustig vis ik achter het eiland verder boven ondiep water. Het water is hier niet dieper dan 1,5m met aan de ene kant het eiland, aan de andere kant de rietkragen die langs de zijkant van de put staan. Als ik zowat bij het einde van dit ondiepe stuk kom en weer rond het eiland moet draaien, vang ik nog zo’n dappere rakker. Beetje verder dobberen over dieper water, een ondiepe plaat aan de overkant bestoken, gewoon een beetje verkennen. Als ik deze ondiepe plaat rustig uitvis heb ik nog 2 vissen bijgevangen en besluit ik het water af te gaan. Wordt wel eens tijd voor een bak koffie en een broodje. Binnen een paar uurtjes weet ik in deze eerste sessie dus 4 vissen te vangen. Helemaal niet verkeerd dacht ik zo.
Een volgende sessie, op een avond later in de week, probeer ik wat te verticalen. Boven 9m water zie ik een hoop signalen op de dieptemeter dus ik probeer maar eens wat. Als ik dan nog een vis haak denk ik meteen aan snoekbaars… dit blijkt een baars te zijn. Overigens wel een heel mooi formaat. Mijn broer staat toevallig langs de kant met de streamerhengel te smijten dus ik trappel een stukje terug zodat hij een foto kan maken.
Trappel nog wat in de rondte en verspeel nog een snoekje. We gaan aan de koffie! Volgende keer weer nieuwe kansen.
Zal proberen om wekelijks een verslag te doen van de vorderingen in mijn missie. Deze week ben ik zeker nog te vinden op “mijn” put dus in ieder geval…
Reageren op het artikel van Pascal van Veen? Dat kan gratis op ons Roofvisweb Forum.
We hebben nog steeds prachtig weer in Zweden, zo tussen de 16 en 20 graden en weinig wind. Gisteren waren we de hele dag bij Angra Fiskecamp een Nederlanders die gek is op vliegvissen en daar een uniek eigen water heeft.
Buitenom het vliegvissen is Marco ook actief in wildsafari en dan bedoelen we bevers, elanden en beren in het wild spotten. Marco heeft ons alles laten zien en we hebben de verschillende meren bezocht, waar toevallig ook een groep Nederlanders vd Vereniging Nederlandse Vliegvissers, daar ving 1 persoon op 1 dag 50 vlagzalmen !! Maar wat een prachtig gebied !!
Het mooie is dat wij op dit moment echt alleen “maagdelijke” visgronden in ons programma opnemen waar geen visdruk of overbevissing is, ook Marco heeft dit nu zelf ondervonden.
Jouke Timmer komt maandag aan en dan ook wij deze maagdelijke visgronden bevissen en kijken of we ook zoveel vis mogen vangen, uiteraard allemaal Catch and Release.
Deze omgeving is perfect voor die groepen die niet lang willen reizen, men vliegt direkt vanaf Amsterdam met de KLM naar Stockholm (+/- 125 euro retour) en vanaf daar met een huurauto 2.5 uur rijden en men kan vissen, in de ochtend in Nederland en in de avond in Zweden!
Morgen dus hopelijk foto’s met vis, maar bij deze nog wat prachtige vliegviswateren waar men vist op snoek, bruine en regenboogforel en vlagzalm.
De periode 1940 – 1950. In 1940 komt ook de eerste druk van het zeer populaire, er kwamen 8 drukken van, boek “Beet!” van C.H. Geudeker uit. Maar op snoekgebied brengt het ons weinig nieuws, het vissen met een levend aasvisje is ook in dit boek de enige manier om snoek te vangen.
Tekst en foto’s: Jan Eggers
Natuurlijk werd er in de oorlogsjaren gesnoekt en werd de verhouding sport en beroep er niet beter op door het omstreden Pachtbesluit Visrecht 1941 dat door de Duitse bezetters ingevoerd werd. Dit besluit ging vooral over de hoogte van de pachtprijs en had meer voordelen voor de beroepsvissers dan voor de sportvissers. Een bijkomend voordeel voor de sport was dat ze inzagen dat ze zich beter moesten organiseren en dat het ledenaantal van zowel AHB als CNHV in deze periode snel groeide. In het februari nummer van De Nederlandsche Hengelsport staat niet alleen het Besluit van de Secretaris Generaal van de Departementen van Landbouw en Visserij en van Justitie tot regeling van de verpachting en de pachtprijzen van visrechten maar ook een interessant artikel over het hengelen met kunstaas.
We lezen dan over het vissen met lepels en dit wordt “lepelen” genoemd, ook al sleept men deze lepel 20 tot 30 meter achter de boot. Het vissen met de Marionet-swimmer krijgt de naam “swimmeren” en dan is er ook nog het spinnen dat niet zo populair is vanwege de kostbare, vooral Amerikaanse, uitrusting. Maar als je deze artikelen goed leest, merk je dat het vertrouwen in dit kunstaas toch lang zo groot niet was als dat in een aasvis.
We kunnen rustig stellen dat het overgrote deel van de snoekvissers nog precies zo viste als in het begin van deze eeuw en dat slechts enkele trendsetters met een iets dikkere portemonnee het met kunstaas probeerden. Ik schreef het net al, het was verheugend te zien dat de georganiseerde hengelsport tegen de verdrukking en onderdrukkers in groeide. Zo verdubbelde de oplage van De Nederlandsche Hengelsport zich in de oorlogsjaren van 13.000 naar 26.000 en dat was een goede zaak. Steeds meer clubs sloten zich aan bij de AHB en ze konden dan meteen hun verenigingsnieuws kwijt in het bondsblad. Veel verenigingen organiseerden ook snoekwedstrijden en ik ben bepaald niet geïmponeerd door de resultaten die ik zeer mager vond. Misschien is het wel zo dat er toen door sport en beroep teveel snoek geoogst werd, want destijds werd elke snoek de kop ingeslagen en meegenomen voor de pot.
Het normale leven na de oorlog begint langzaam .
Na de oorlog zag je langzamerhand het normale hengelsportgebeuren weer op gang komen. In De Ned. Hengelsport van november 194 kwam ik dan de eerste praktijkervaring over het vissen met nylon tegen. Naast de naam nylon kwam je als alternatief de naam “synthetisch silk” tegen. Er kwam weer advertenties van hengelsportzaken en kleine advertenties van sportvissers die hun goede laarzen wel wilden ruilen voor een spinhengel met molen en… er kwamen weer boeken over onze hobby en in het bijzonder de eerste specifieke snoekboeken. De schrijver van “De kunst van het “snoeken” was niet minder dan de nu meest bekende hengelsportauteur, Jan Schreiner. Omdat ik beroepsmatig, we hadden jarenlang de briefwisseling “Van Jan… aan Jan” in Voor en door DE VISSER, veel contact met Jan Schreiner gehad heb, weet ik dat hij tijdens een onderduikperiode de basis van dit boek en een andere klassieker, “De Polder in!” gelegd heeft. Hoewel het papier niet al te goed is, is dit 160 pagina’s tellende boekje qua inhoud van zeer goede kwaliteit.
Alle op dat moment bekend zijnde informatie over het materiaal en de technieken om mee te snoeken komt aan bod. Ook de levenswijze van de snoek en zijn leefgebied krijgen ruim aandacht. Konden we in eerdere visboeken lezen dat men de molens en reels onder de verzamelnaam ‘de rol’ rubriceerden, in dit boek vinden we ze in het hoofdstuk “De haspel”. En laten we tegenwoordig niet mopperen over Engelse namen, in 1947 had men het ook al over: back lash, stationairy drums, multyplicators, refined nylonsteel en wobblers.
Wat ik vooral apprecieer in dit boekje, en ook in de meeste andere boeken van Jan Schreiner, is dat hij je deelgenoot maakt van het plezier dat hij al snoekend beleeft. Hij laat je de praktijk zien en voelen en het wordt nooit een saaie technische opsomming van materialen en technieken. Voor het eerst legt een vissende schrijver nu uit dat roofvissen de trillingen van het kunstaas met de zijlijn kunnen waarnemen en dat zelfs een blinde snoek de spinner kan pakken. De voorkeur van Jan Schreiner voor relatief licht materiaal om grote vissen te vangen, zien we reeds in dit allereerste snoekboek en dat is later nooit meer anders geworden.
Jan Schreiner schreef op het einde van de veertiger jaren niet alleen over snoekvissen in genoemde boeken, hij was ook de hoofdredacteur van “ het eerste Nederlandse onafhankelijke tijdschrift gewijd aan de sportvisserij” dat de naam “De Hengelsportwereld” droeg. Het eerste nummer kwam uit in juni 1947 en daarin vinden we een boekbespreking van het eerste boekje dat specifiek aan het snoeken is gewijd, te weten “ Het Snoekhengelen” door W. de Jong. Vreemd genoeg schrijven alle samenstellers van lijsten met visboeken dat dit boekje in 1950 uitgegeven is, maar dat klopt dus niet. We lezen geen woord over het snoeken met kunstaas en alleen het snoeken met het aasvisje wordt uit de doeken gedaan. Op het einde van dit slechts 32 pagina’s tellende boekje vinden we “De TIEN GEBODEN van den snoeker” en daar zitten ook nu nog goede praktijktips bij. Als je beide snoekboeken uit die tijd met elkaar vergelijkt, zie je werkelijk een snoekwereld van verschil.
Naarmate we dichter naar de vijftiger jaren toe gaan, zien we meer en meer advertenties met spullen voor de snoekvissers in de bladen verschijnen. Daarbij komen we namen tegen van hengelsportzaken die deels nu nog bestaan. Graag wat namen? Dat kan en hier komen ze: Jos Peeters, Titus Blom, J. Lahr & Zn, Fa. A.P.a. Sciarone, Fa. S. Weinberg, De Pelikaan en… Nelis Vogel uit de 2e Tuindwarsstraat 8 in Amsterdam. Laatstgenoemde zaak in de Jordaan zou zich later ontwikkelen als de bekende groothandel Albatros Hengelsport. Trouwens, ome Ko van Hoorn uit de 1ste Jan Steenstraat 91 in Amsterdam adverteerde toen ook al met goede spullen voor de snoekvissers en levendige snoekvisjes.
Kanjers en kosten
Er is waarschijnlijk niets dat snoekvissers liever zien dan foto’s van grote snoeken. Ik heb eens een niet-vissende receptioniste van een bungalowpark waar veel snoekvissers komen daarover horen zeggen: “Al die snoekvissers zijn dol op snoekenporno. Als je ze een album met foto’s van grote snoeken laat zien, zie je hun ogen groter worden en heb je geen kind meer aan ze en kopen ze meteen de sportvisakte en vergunning.”
Vandaar ook dat met de komst van de commerciële visbladen het aantal foto’s van kanjersnoeken toeneemt. Om het inzenden van foto’s van grote snoeken te bevorderen, organiseerde het hengelsportblad “De Hengelsportwereld” een wedstrijd wie de grootste snoek van het seizoen zou vangen. Wie in de periode 1 december 1947 tot 15 maart 1948 de zwaarste, dus nu eens niet de langste, snoek ving, werd uitgeroepen tot “De Snoekkampioen 1948” en kreeg de prijs van 10 hele guldens. Dit geldbedrag werd gewonnen door sportvisser L.J. Veth uit Amsterdam die op 14 februari 1948 in de Spiegelplas een snoek van 23 pond aan een flinke voorn ving. De 2e plaats was voor de 20 ponder van K. Rinsma uit Leeuwarden.
Dat snuffelen in die oude visbladen levert naast grote snoeken nog meer interessante zaken op snoekgebied op. Iedere verzamelaar van hengelsportboeken gaat er van uit dat het eerste boek van Jan Schreiner, het eerder genoemde “De kunst van het snoeken” in 1947 verschenen is. Niet zo verwonderlijk als je op pagina 153 onder het laatste hoofdstuk Juni 1947 ziet staan. De waarheid is echter dat dit mooie Hollandse snoekboek, waarop men in juli 1947 voor het bedrag van Fl. 2,25 voor een gebonden exemplaar en Fl. 1,75 voor een gebrocheerde uitvoering, kon intekenen, pas in 1948 is verschenen. Zo schrijft uitgever Fa. A.J. Bronswijk in oktober 1947 dat de verschijningsdatum van dit boek door stagnatie in de papierlevering en bij het binden niet onbelangrijk werd verlaat. In januari 1948 wordt gemeld dat de afwerking nog steeds ernstige vertraging ondervindt maar in juni 1948 komt het dan eindelijk uit. De kosten bedragen nu Fl. 2.75 en Fl. 2,25. Carel Vorstelman schrijft in zijn recensie in oktober 1948 dat: “Het een boek naar zijn hart is, met grote liefde voor de natuur en een behoorlijke kennis van zaken geschreven. Al met al een boek dat elke sportvisser graag zal willen bezitten.”
Ruim 60 jaren later is de schrijver van dit artikel het nog steeds volkomen met hem eens. Dat ik nu al wat extra aandacht aan de boeken en artikelen van Jan Schreiner besteed, komt omdat ik hem de geestelijke vader vind van de moderne snoekvisserij in Nederland. Zowel op het gebied van de ontwikkeling van het vissen met kunstaas als enige jaren later zijn niet aflatende pleidooi om de snoek goed te behandelen en terug te zetten. Ik vind dat we hem daar als snoekvissers van deze nieuwe eeuw zeer dankbaar voor moeten zijn.
Op het einde van de 40er jaren wilde de regering de prijs van de z.g. Kleine Visakte, die men nodig had als men wilde snoeken, verhogen van Fl. 1,00 naar Fl. 2,00 per jaar en de AHB en het CNHV protesteerden daar fel tegen. Doch net als nu trok de Tweede Kamer zich daar weinig van aan en met een grote meerderheid werd deze verhoging aangenomen. Vanaf 1 januari 1950 bedroeg de prijs voor een Kleine Visakte 2 gulden en de prijs van een Hengelakte ging van 50 naar 100 cent.
Een Tamson molen, echt Nederlands fabricaat, kostte toen Fl. 29.50 en de Zwitserse Record, Staro, Fix en Metro molens waren vanaf Fl. 25,- verkrijgbaar. Een automatische hakenlichter en beksperder, onmisbaar voor iedere snoeker, had men voor 50 cent. De B & R Duro spinners met gevederde haak kostten destijds 70 cent per stuk.
De snoekkampioen van 1949 was de Hr. Willy Peeters uit Amsterdam met een snoek van 33 pond en 1 ons, of 16,6 kilo en een lengte van 121 cm. Deze op de foto ook zeer imposante snoek werd gevangen op 4 november 1948 in de Wieringermeer aan een kleine voorn en met een bamboe werphengel met 0,30 mm nylon op de molen.
Laten we daarmee de 40er jaren afsluiten en in een volgende aflevering eens gaan kijken hoe de snoekvisserij zich in de tweede helft van de 20ste eeuw verder ontwikkelde. Het leuke daarvan vind ik dat ik die ontwikkelingen met eigen ogen heb gezien heb. Ik heb zelf zeer bewust meegemaakt hoe niet alleen de technieken van het snoeken maar nog meer de mentaliteit van de snoekvissers t.a.v. het doden en meenemen van snoek in positieve zin veranderde. Daarover meer in het vervolg.