Sportvisserij Nederland betwist de recent afgegeven vergunning aan een beroepsvisser in het Benedenrivierengebied en stapt naar de rechter!
Dat was één van de ontwikkelingen die op donderdagavond 3 juli jl. aan de orde kwam, tijdens een door Sportvisserij Zuidwest-Nederland en Sportvisserij Nederland in Made belegde informatieavond met verontruste sportvissers.
Sportvissers in het Benedenrivierengebied worden de laatste jaren geconfronteerd met steeds meer beroepsvisserijactiviteiten op wateren als het Haringvliet en Volkerak. Er verschijnen steeds meer beroepsvisboten en netten en één beroepsvisserijbedrijf, Visserijbedrijf Klop uit Hardinxveld-Giessendam, maakt het daarbij zo bont dat steeds meer sportvissers het bloed van deze visserij dynastie wel kunnen drinken. De sfeer wordt steeds grimmiger en de situatie steeds explosiever…
Het probleem is echter dat de betreffende beroepsvissers – in totaal zijn in het Benedenrivierengebied maar liefst 18 (!) visserijbedrijven actief – in principe het recht aan hun kant hebben. Of beter gezegd: aan hun kant ‘denken’ te hebben, want er vallen wel degelijk beheerskundige én juridische kanttekeningen te maken bij de verleende vergunningen.
In het begin van de jaren ’70 kwam er in geheel Nederland een door de overheid gesteunde ‘splitsing’ van visrechten tot stand. Het basisprincipe was (en is nog steeds!): aal voor het beroep – schubvis voor de sportvisserij.
Het Benedenrivierengebied kent vooral zogenoemde Rijkswateren en daar werden de visrechten volledig in handen gegeven van de georganiseerde sportvisserij, met dien verstande dat de overheid de ‘legitieme rechten’ van de op deze wateren actieve beroepsvissers wilde waarborgen, door een systeem van aan hen door het ministerie toe te kennen ‘Schriftelijke toestemmingen’.
Dat systeem heeft tientallen jaren vrij geruisloos gewerkt. Het in die tijd uitermate voedselrijke Benedenrivierengebied kende een prima visstand en de aanwezige beroepsvissers richtten zich met name op het vangen van paling en op de zegenvisserij op zogenoemde ‘pootvis’, de in overvloed aanwezige brasem en blankvoorn die door de visserijbedrijven levend werd doorverkocht voor uitzetting in talrijke afgesloten binnenwateren in Nederland en België. Iedereen tevreden, zou je kunnen zeggen.
Maar toen kwam door allerlei oorzaken de aalvisserij onder druk te staan. Eerst speelde de dioxinekwestie, waardoor aal uit het Benedenrivierengebied niet langer ter consumptie op de markt kon worden gebracht en toen de waterkwaliteit beter werd en er geen direct gevaar meer was voor de volksgezondheid, donderde door allerlei (mondiale) oorzaken de aalstand in elkaar.
Dat een beroepsvisser die zijn broodwinning dreigt te verliezen vervolgens andere manieren verzint om geld te verdienen, valt hem niet kwalijk te nemen. De een na de andere beroepsvisser ging zich dus richten op het bevissen van soorten als snoekbaars, snoek en baars en dat bleek uitermate lucratief.
En nu komt het:
De door het ministerie afgegeven Schriftelijke Toestemmingen bleken totaal geen beperkende voorwaarden te kennen. Niet in hoeveelheden weg te vangen vis, niet in vismethoden, niet in zonering, niet in tijd. Geen normering, geen registratie, geen controle, niets!
De enige voorwaarde die later werd gesteld is het samen met andere belanghebbenden oprichten van een VBC (Visserij Beheers Commissie) en het opstellen van een zogenoemd Visplan.
Die voorwaarde geldt ook voor de sportvisserij en Sportvisserij Zuidwest-Nederland heeft dan ook jarenlang het voortouw genomen bij de pogingen om te komen tot zo’n VBC. Met medewerking van diverse beroepsvissers, maar het eerder genoemde Visserijbedrijf Klop heeft die vergunningsvoorwaarde voortdurend aan zijn laars gelapt en is domweg niet bereid om mee te werken aan ook maar enige vorm van regulering.
Helaas komt er nu een ander (landelijk) probleem om de hoek kijken: ons oppervlaktewater wordt steeds maar ‘schoner’ en daarmee ook voedselarmer. Dat gaat in een dermate hoog tempo, dat alle deskundigen zich ernstige zorgen maken over de toekomst van alle onderwaterleven, inclusief de vis.
Ook het Benedenrivierengebied kent amper nog aanvoer van broodnodige voedingsstoffen en dat begint duidelijk ook al gevolgen te hebben voor de visstand. Een recent in opdracht van het ministerie uitgevoerd Visserijkundig Onderzoek leverde een biomassa aan vis op van rond de 100 kilo per hectare. Dat is schrikbarend veel minder dan pakweg 10 jaar terug.
De visstand wordt dus door allerlei moeilijk te beïnvloeden factoren steeds maar minder en gelijktijdig neemt de beroepsmatige benutting van die visstand in razend tempo toe. Dat kán alleen maar misgaan! Misgaan zoals dat inmiddels op het IJsselmeer al is gebeurd. Daar valt niets meer te vangen en treedt dus een koude sanering van de beroepsvisserij op. Maar ook de sportvisser heeft op dat IJsselmeer niets meer te zoeken!
In het Benedenrivierengebied dreigt nu hetzelfde te gebeuren, als er niet (direct!) wordt ingegrepen. Eerst dient daartoe de ongebreidelde beroepsvisserij te worden teruggedrongen en gereguleerd. Beroepsvisserij is een gegeven en op zich is er daar ook niets op tegen. Maar er dient verantwoord te worden geoogst, met zicht op de toekomst. Nu wordt het toch al kwetsbare ecosysteem domweg leeg gerost.
Werk aan de winkel dus voor onze nationale belangenbehartiger Sportvisserij Nederland in Bilthoven, maar vooral voor de visrechthebbende in het Benedenrivierengebied, Sportvisserij Zuidwest-Nederland!
Zoals gisteren werd toegelicht, is het tegen het licht houden van de door de overheid verleende Schriftelijke Toestemmingen en het afdwingen van (zware) beperkende maatregelen nu de eerste prioriteit. De eerste stap naar de rechter wordt daarbij op korte termijn gezet.
Daarnaast gaat Sportvisserij Zuidwest-Nederland nu grote haast maken met het inrichten van de vereiste VBC en het opstellen van een Visplan. Willen bepaalde partijen daaraan geen medewerking verlenen, dan is dat maar zo. Dan kunnen die partijen vervolgens immers worden aangesproken op het niet naleven van uitdrukkelijke vergunningsvoorwaarden…
Voor de individuele sportvisser is dit alles wat je noemt zware kost. Die heeft (terecht) geen zin in ambtelijk en juridisch gepraat – die wil zijn visje blijven vangen en niet worden geconfronteerd met volledig met netten leeggeviste kribvakken en door stand want compleet onbevisbare oeverzones.
Onze belangenbehartigers zullen deze klus moeten klaren; daarvoor betalen we immers met ons allen via de verplichte Vispas. Het zal een zware en taaie strijd worden, die waarschijnlijk deels ook voor de rechter zal moeten worden uitgevochten.
Maar ons prachtige Benedenrivierengebied en al die tienduizenden sportvissers die daar hun hobby uitoefenen, verdienen al die inzet ten volle.
Het is nog niet te laat, maar de tijd dringt…
Peter Dohmen
Algemeen hoofdredacteur
Hét Hengelsporthuis